Correctionele rechtbank te Mechelen Zitting van 27 september
CONCLUSIES
VOOR :
Mijnheer Peter TERRYN
tegen
De NV van publiek recht INFRABEL,
met maatschappelijke zetel Marcel Broodthaertsplein

I. FEITEN
Concluant heeft in de aanloop naar de algemene staking van 30 mei 2016 inderdaad een zeefdrukontwerp gepubliceerd op zijn persoonlijke Facebook-pagina, het door de tegenpartij genoemde “pamflet”. Dit zeefdrukontwerp maakt deel uit van een reeks met als titel ‘Bericht Van de Bevolking’, een aantal artistieke werken die concluant over diverse maatschappelijke thema’s maakt en die passen binnen een specifieke, artistieke context. De berichten hebben noch het opzet noch de functie om concreet op te roepen tot daden, maar om artistiek commentaar te leveren op belangrijke maatschappelijke thema’s.
Het ontwerp heeft evenwel niet als titel “hoe spoorwegen saboteren” maar “Hoe treinen en spoorwegen blokkeren” wat meer is dan een nuanceverschil.
Concluant benadrukt dat de informatie die op het zeefdrukontwerp en de uiteindelijke zeefdruk wordt vermeld, bekend is bij het spoorwegpersoneel en ook voor het brede publiek eenvoudig beschikbaar is in de vorm van artikels, tekeningen en instructieve videofilms op youtube en andere kanalen op het internet for purely educational purposes. De informatie is geenszins geheim noch door concluant verzameld en concluant heeft in zijn zeefdruk geen informatie gebracht die niet al lang voor iedereen vrij ter beschikking staat.
Precies om aan te tonen dat die informatie overal beschikbaar is, heeft hij inderdaad diverse video’s op zijn Facebookpagina geplaatst, onder meer op 16 december 2016, de door tegenpartij vernoemde instructievideo van Network Rail, de Britse treinmaatschappij. In die instructievideo legt Network Rail precies dezelfde methodiek uit als dewelke in het zeefdrukontwerp wordt beschreven en illustreert die methode visueel.
II DISCUSSIE
A. Over de aanklacht
In het zeefdrukontwerp en op de zeefdruk zelf, verwijst concluant naar art. 19 van de Belgische Grondwet en stelt hij dat de zeefdruk zijn persoonlijke mening weergeeft en in die zin onderworpen is aan de vrijheid van meningsuiting en drukpers zoals gestipuleerd in art. 25.
Art. 19
De vrijheid van eredienst, de vrije openbare uitoefening ervan, alsmede de vrijheid om op elk gebied zijn mening te uiten, zijn gewaarborgd, behoudens bestraffing van de misdrijven die ter gelegenheid van het gebruikmaken van die vrijheden worden gepleegd.
Art. 25
De drukpers is vrij; de censuur kan nooit worden ingevoerd; geen borgstelling kan worden geëist van de schrijvers, uitgevers of drukkers.
Hierover kan volgens concluant geen twijfel bestaan, aangezien hij er zelf naar verwijst op de zeefdruk. Gezien concluant stelt dat het om zijn mening gaat, is dat ook zo.
Indien er al van een delict sprake zou zijn, betreft het hier duidelijk een delict met betrekking tot de vrijheid van meningsuiting, een drukpersdelict en/of een politiek delict. Volgens art. 150 van de Belgische Grondwet dienen dergelijke zaken voorgelegd aan een jury en dus het Hof van Assisen.
B. Over de feiten
01.
Het kwestieuze zeefdrukontwerp, met als titel ‘Bericht Van de Bevolking n°2’, kan niet los gezien worden van de reeks Berichten die concluant verspreidde, noch van zijn praktijk als kunstenaar. Concluant heeft zich in 1996 de titel ‘Minister van Agitatie’ toegedicht en produceert sindsdien onder die benaming video’s, grafisch werk, drukwerk en organiseert performances in de publieke ruimte of acties met een artistieke dimensie. De zeefdruk maakt inherent deel uit van dat artistiek œuvre. Dat is niet alleen de visie van concluant zelf, maar ook van talrijke kunstenaars, verzamelaars, kunstcritici, academici en curatoren van tentoonstellingen.
• Zo stelt bijvoorbeeld DIRK ELST, auteur, muzikant en curator voor het Frans Masereel Centrum in Kasterlee voor de Tentoonstelling Jan Cremer / Multiplier:
“Het werk van Peter TERRYN heeft grote affiniteit met bijvoorbeeld Marcel Broodthaers, Frans Masereel en Benjamin Verdonck. Hoe een kunstenaar doorheen zijn kunst met het publiek communiceert om zaken aan de kaak te stellen, hangt af van het aard van het beestje. Broodthaers werd vaak een conceptuele kunstenaar genoemd, terwijl de onderliggende humor gelijkt op wat Peter TERRYN in zijn pamfletten, acties en video’s doet. Hij is misschien explicieter en probeert met zijn gebruik van vaak iconische beelden, zoals bijvoorbeeld van de verzetsstrijder die een trein tegenhoudt, zoekt hij de controverse op om mechanismen uit het verleden met elkaar te verbinden, parallellen te tonen en ze uiteindelijk met elkaar te laten clashen.
Het feit dat drukwerk op het internet vaak ernstiger overkomt, lijkt vooral te liggen aan de kracht die bijvoorbeeld pamfletten en propaganda op het publiek uitoefenden in het verleden. Het feit dat TERRYN de internethype, de virale video en de expliciete berichten en commentaren op de sociale media gebruikt om ze bijvoorbeeld een leven te geven op een gezeefdrukt pamflet, maakte het desbetreffende kunstwerk in de context van onze tentoonstelling dubbel zo interessant. Hij stak het heden in een jasje van het verleden waardoor de boodschap als een koude wind schrijnt in het gezicht.
In de aanloop naar de tentoonstelling ‘Jan Cremer/Multiplier’, dacht ik onmiddellijk aan het werk van Peter TERRYN. Ik was medecurator voor het Frans Masereel Centrum; een werkplek en een centrum voor grafische kunst. We zochten hedendaagse kunstenaars die een vergelijkbare rebellerende en anarchistisch-humoristische aanpak hadden als de schrijver van de bekende schelmenroman ‘Ik Jan Cremer‘. Ik kende TERRYN al van zijn publieke acties en zijn inzet voor vluchtelingen en arbeiders. Ik zag enkele pamfletten van zijn hand, contacteerde hem en koos één van de vele versies ervan. We zochten drukwerk dat zich onder andere op het snijpunt van politiek en kunst bevindt.
Door middel van de overdrijving, met bijvoorbeeld een zeer expliciete verwijzing naar de kampen uit het Duitsland tijdens wereldoorlog strijkt hij welbewust tegen de haren in en bevindt hij zich over de grens van het normale, daar waar onder andere ook humoristen zich bevinden. Het op die manier bekomen surrealisme is het wapen van de satiricus om zijn bekommernis over te brengen, en bijvoorbeeld zijn verontwaardiging over het lot van de arbeiders als een stomp in de maag te laten aankomen.
Gelet op de tijdsgeest waarin tegelijk de vrije meningsuiting bedreigd wordt en de verruwing en het ontbreken van een ethisch kompas, elkaar continue uitdagen, blijft zijn werk wijzen op de strijd tussen beiden.
Het pamflet of het vlugschrift kent een lange geschiedenis en was de voorloper van wat nu de krant is. Met de uitvinding van de drukkunst was het een middel om ideeën goedkoop en massaal te kunnen verspreiden. Frans Masereel bijvoorbeeld specialiseerde zich om diezelfde reden in de kunst van de houtsnede. Zo konden zijn ideeën tot in de huiskamer bij de mensen geraken.
Een grote inspiratie voor de deze expo was zijn beeldenboek ‘L’idée‘, waarin het idee in de gedaante van een naakte vrouw verscheen, en doorheen alle prenten liep omdat ze achternagezeten en vervolgd werd, om telkens weer opnieuw op een andere plek te verschijnen.
Frans Masereel ‘L’Idée’ (houtsnedes)
Dit was één van de belangrijkste redenen waarom ik het werk van Peter TERRYN aankocht voor deze expo. Zijn gezeefdrukte pamflet was zijn samengesteld idee. Hiervoor gebruikte hij dezelfde expliciete strategieën die politici hanteren in hun strijd om de publieke opinie. Dat er een strijd is van ideeën is vaak een kracht in een democratie. Dat kunstenaars meer prozaïsche, poëtische of anarchistisch absurdistische leden van de oppositie zouden zijn, was ook heel het punt van desbetreffende tentoonstelling.
Dat iemand veroordeeld zou worden voor een idee, dat in een kunstwerk vertaald werd, omdat het een actieve daad zou zijn, lijkt me een wel heel strikte interpretatie van wat een satirische overdrijving was op papier, gezeefdrukt zoals dat in een lange traditie opnieuw en opnieuw werd gedaan.”
De zeefdruk werd dan ook aangekocht door het Frans Masereel Centrum (Masereeldijk 4 te Kasterlee) en maakte deel uit van de tentoonstelling Jan Cremer / Multiplier van 19 november 2016 tot 30 april 2017.
• Een gelijkaardige visie wordt gedeeld door ROBRECHT VANDERBEEKEN, kunstcriticus, docent aan kunstscholen en universiteiten, auteur van diverse boeken over kunst en maatschappij, kunstrecensent, curator, dramaturg en vakbondsverantwoordelijke ACOD Cultuur. Hij schrijft:
“Peter TERRYN kan je als kunstenaar situeren in een traditie van geëngageerde kunstenaars die de maatschappelijke context opzoeken om werk te maken – via affiches, performances, installaties, tekeningen, enzovoort – en wiens werk dus niet in de eerste plaats binnen de veilige muren van onze musea terug te vinden is. Hoewel een retrospectieve over de carrière van de heer TERRYN zeker op zijn plaats zou zijn in onze Belgische musea.”
“[Het is] vanzelfsprekend dat we de betreffende performatieve actie van TERRYN op sociale media moeten situeren in artistieke tradities als protest art en dan meer bepaald de hedendaagse variant ervan: de geëngageerde mediakunst. Het gaat om kunstenaars die de publieke digitale ruimte als speelveld nemen voor experimenten met feit en fictie, doorgaans met een duidelijke satirische inslag, om doorheen de constructie van tegenstellingen in betekenis, via woord en beeld, hun toeschouwers aan het denken te zetten. Doorgaans gebeurt dit vanuit een artistiek activistische inslag. Vanwege de meerduidigheid aan betekenis van de betreffende affiche, die ik de dag van publicatie op sociale media opmerkte, kan er je overigens evengoed een persiflage in lezen van de sociale strijd en het protest van de arbeidersbeweging.
TERRYN verkeert bijgevolg in het excellente gezelschap van artiesten als Guerrilla Girls, Object Orange, Heath Bunting, eToy, ubermorgen.com, Billboard Liberation Front, @rtmark.org, Labofii, Carnaval against Capitalism, Rebel Clown Army, Reclaim the Streets, Critical Mass, Guerrilla gardening, Reverend Billy and the Stop Shopping Choir, om er slechts enkele te noemen.

Billboard Liberation Front (adapted billboard)
Dat betekent dat een veroordeling van zijn online werk evengoed een aanslag is op de vrije meningsuiting van al deze kunstenaars. Zo’n veroordelingen associëren we met totalitaire regimes waarin mensenrechten een linkse fantasie zijn, en waar ook rechters de vrijheid ontzegd wordt om professioneel hun werk te doen.”
• Dr. KARIN VERELST, docent wetenschapsgeschiedenis en filosofie, stelt:
“Peter TERRYN heeft al een geschiedenis als provocerend kunstenaar, en heeft in die hoedanigheid ook al meermaals de nationale media gehaald. Ik herinner in dat verband aan het beruchte kattenfilmpje waarmee de kunstenaar in oktober 2016 het nieuws teisterde. De aanleiding was reëel (een boek over katten en biodiversiteit), en de reacties erop waren dat ook (minister Weyts wou het filmpje laten verwijderen van de sociale media). Maar uiteraard heeft Peter TERRYN, noch iemand anders, ooit gehoor gegeven aan zijn eigen oproep om de harige huisdieren effectief uit de weg te ruimen.
Ik kan mij voorstellen dat de rechtbank zich de bedenking zou maken dat het toch wel een beetje té gemakkelijk is om zich achter artistieke vrijheid te verschuilen wanneer er mogelijke risico’s in het spel zijn. Nochtans bestaat er juist op dat vlak in de Europese cultuurgeschiedenis een lange traditie. Van Eric Satie en zijn Dadaïstische vrienden die symbolisch een kanon afschoten op Parijs tot de Russische muziekgroep Pussy Riot die uit protest tegen hun president op het altaar van de grote kathedraal van Moscou stonden te dansen. Een tragisch voorbeeld zijn de weerstanders verantwoordelijk voor de uitgave van het Brusselse “Faux Soir” dagblad in 1943, die de bezetter met zwans en zever belachelijk maakten en en passant de Belgische bevolking op de hoogte brachten van de geallieerde bombardementen op Berlijn en de nederlaag van de Wehrmacht aan het Russische front, ten koste van in sommige gevallen hun eigen leven.
Dit soort artistiek-rebelse activiteiten veroorzaken dus telkens de nodig ophef, om niet te zeggen schandaal, en vaak ook forse reactie van overheidswege. Dat is ook de bedoeling. In de huidige complexe, door commerciële en technocratische belangen gedicteerde, maatschappelijke processen hebben mensen vaak het gevoel dat hun (dikwijls terechte) verzuchtingen niet worden gehoord. Ze grijpen dan naar radicale of extreme middelen om toch de nodige aandacht te krijgen. Het is inderdaad zo dat het radicaal te berde brengen van maatschappelijke onvrede spijtig genoeg aanleiding kan geven tot excessen en buitensporig geweld. Dit is evenwel lang niet altijd het geval. Vaak zijn het juist de beste en creatiefste geesten onder ons die zich aan eventueel bedenkelijke, maar dikwijls ook amusante en effectieve, vormen van protest hors norme begeven.
Er is zelfs een hele artistieke stroming die het uiten van dit revolutionaire elan op radicale en provocerende, doch geweldloze manier tot haar programmapunt heeft gemaakt, het Situationisme. Deze stroming ontstond uit de restanten van het Surrealisme en het Dadaïsme, in de jaren vijftig van de vorige eeuw in Frankrijk, en kende een bloei in Europa gedurende de twee decennia erna (ze lag mee aan de oorsprong van ‘provo’ en van de studentenrevoltes in de jaren zestig). Het theoretische fundament van de beweging is te vinden in Guy Debord’s boek “De Spektakelmaatschappij”, dat in een heel aantal opzichten visionair gebleken. Het vertrekpunt is dat in een wereld waarin alles onmiddellijk gemediatiseerd wordt er geen effectieve persoonlijke en sociale relaties meer mogelijk zijn, en bijgevolg ook geen betekenisvol maatschappelijk verkeer. Alles wordt tot “spektakel” gemaakt. Het doorbreken van die logica kan alleen nog door het creëren van onverwachte “situaties” (vandaar de naam) die meer zijn dan losstaande daden van individuen en die een deel van het systeem tegen zijn wil in in beweging zetten en daardoor enigszins uit zijn claustrofobische verband halen. De media en het staatsapparaat tegen zichzelf uitspelen, als het ware. De hoop is dan dat dit soort acties een blijvende bewustmaking bij de bevolking kan teweegbrengen.
Het zal duidelijk zijn dat Peter TERRYN’s acties in dit kader passen; hij beroept zichzelf trouwens uitdrukkelijk op de Situationistische erfenis. Men moge dit alles ergerlijk vinden, crimineel is het alvast niet. Mocht de rechtbank besluiten over te gaan tot veroordeling, dan bevestigt zij daarmee enkel maar de geldigheid van de Situationistische analyse. Ik druk hiermee dan ook de hoop uit dat Uw Hof zich niet aan spektakelrechtspraak laat vangen, de grond van de zaak in overweging neemt, en de kunstenaar logischerwijs vrijspreekt.”
• Ook verschillende kunstenaars spreken zich in die zin uit. Onder meer RACHIDA LAMRABET, juriste en auteur. Zij stelt:
“[Ik] herken in het werk van Peter TERRYN diezelfde vermenging van feit en fictie die mijn eigen werk typeert. Peter TERRYN is een geëngageerde kunstenaar voor wie het rumoer van de straat en de politiek belangrijke inspiratiebronnen zijn. Daar is hij, noch ik, uniek in. Kunstenaars laten zich nu eenmaal inspireren door het echte leven. Wat de kunstenaar TERRYN echter wel uniek maakt is dat de kijker vaak in de war gebracht wordt door zijn artistieke werk. TERRYN is notoir om zijn behendigheid die erin bestaat om op die zeer delicate scheidingslijn tussen feit en fictie te balanceren.
Dat dit voor brokken kan zorgen is nogal evident, ik kan daar zelf van meespreken aangezien ikzelf voor een artistiek project, waarin ik een fictief personage opvoer dat de gezichtssluier draagt, ontslagen werd door mijn werkgever omdat zij bij het zien van het filmpje dachten dat ik een promofilmpje maakte voor een zeer conservatieve en reactionaire geloofsleer. Ze beschuldigden er mij zelfs letterlijk van dat ik ‘de goddelijke wet boven het burgerlijk recht stelde’.
Deburkanisation Rachida Lamrabet (screenshot)
De verwarring bij mijn voormalige werkgever was dan ook totaal. En ik vrees dat het werk van Peter TERRYN eenzelfde soort verwarring veroorzaakt in de hoofden van sommige kijkers en lezers. De taal van de kunstenaar wordt soms niet begrepen.
Ik beschouw de vervolging van Peter TERRYN voor zijn online artistieke werk, als buitengewoon verontrustend, niet alleen voor hem als kunstenaar, maar ook voor mezelf als schrijfster en voor ons als samenleving.
Het lijkt alsof er ergens een ‘rode lijn’ is die men als kunstenaar niet mag overschrijden op straffe van vervolging. Die rode lijn bestaat echt in het land van mijn ouders, het land waar ik geboren ben. Marokkaanse kunstenaars zijn zich daar heel erg bewust van, zij kennen deze ‘rode lijnen’ onder de onheilspellende naam ‘Les Lignes Rouges.’ Ze zijn een begrip hoewel niemand de lijnen ooit heeft gezien.
Hun vorm is veranderlijk, niemand weet welke songtekst, welk dichtregel of welke filmscène over de rode lijnen gaat. Het zijn net onzichtbare laserstralen die kunnen afgaan van het ogenblik dat kunstenaars zich uitlaten over de monarchie, de godsdienst of de territoriale integriteit.
Ik begin mij nu ernstige vragen te stellen of deze ‘Rode Lijnen’ ook niet door ons kleine land lopen?”
• Auteur JEROEN OLYSLAEGERS zegt over het werk van TERRYN:
“Kunst moet niets, maar kan veel, ook provoceren. We hebben in dit land een lange traditie van kunstenaars die tegen schenen schoppen en de wereld op de korrel nemen. Wie beweert dat Peter TERRYN een activist is heeft hem niet begrepen. Wie beweert dat hij louter een kunstenaar is, heeft ‘m evenmin te vatten. Hij is beiden en hij provoceert. Dat hij zich nu moet verdedigen vanwege zijn kunst, geeft net dat aan. Kunst veroordelen heeft weinig zin en het lijkt toch sterk op tijdverlies voor een druk bezette rechtbank.”
• MARIO VAN ESSCHE, Voorzitter van de Humanistische Vrijzinnige Verenigingen en advocaat, zegt over het werk:
“Ik kocht het kunstwerk van Peter TERRYN dat voorwerp is van de discussie. Het werk spreekt mij aan omdat het tekst combineert met figuratieve elementen. Op mijn exemplaar is er een rood, in het oog springend element en een Belgische driekleur in de bovenhoek. De combinatie van tekst en tekeningen spreekt mij hoe dan ook aan en de creatie van Peter TERRYN is bijzonder geslaagd. Het is typografisch mooi en stijlvol.
De combinatie met tekst en beelden is een lang beproefde traditie. Dergelijk werk is eerder gemaakt door bvb. Victor HUGO, Jean COCTEAU, APOLLINAIRE, Paul VALERY, Charles BAUDELAIRE, Edgar ALLAN POE, enz. In het boek Ecrivains Artistes – La tentation plastique/XVIIme – XXIme siècle van Serge Linares, vind je daar een samenvatting van. Dat concentreert zich vooral op bekende schrijvers, maar het (grafische) werk dat hier ter discussie ligt, zou er niet in misstaan.
Natuurlijk waren die mensen geopinieerd en ze hebben veel drastischer dingen neergeschreven dan hetgeen hier, op het kunstwerk van Peter TERRYN, vermeld staat. Het werk hangt bij mij in de woonkamer (er hangen een 20-tal kunstwerken) en mijn bezoekers geven daar meestal zeer positieve commentaar op en hebben mij al meermaals gevraagd of het werk nog beschikbaar is.
Het werk is duidelijk niet ernstig te nemen. Het is satirisch van aard (cf. het drukken bij ‘gezeever.be’). Het is de gebruikelijke humor en ironie die ik vaak merk in het werk van Peter TERRYN en het is duidelijk onschuldig.
Geen van mijn bezoekers (!) heeft ooit het werk als een handleiding voor daadwerkelijke sabotage opgevat (of het aanzetten ervan) en steeds hebben ze het gezien als een kunstwerk en ik moet er zelfs expliciet op wijzen dat het ook wat uitdaagt tot reflectie. Men ziet dat niet eens spontaan.
Iedereen gaat er zelfs van uit dat het procedé niet eens werkt. De informatie volstaat daar ook niet voor en laat ons nu ook redelijk zijn: als iemand een spoor zou willen saboteren, dan heeft men echt dit kunstwerk niet nodig om daartoe aangezet te worden of om als handleiding te dienen. Saboteurs gaan echt niet naar de kunsttentoonstelling om hun acties voor te bereiden en de dag dat kunst een dergelijke impact op de wereld heeft, heeft de maatschappij veel vooruitgang gemaakt.
Het is kunst en satire en het provoceert niet meer of minder dan de kust van Maurizio CATTELAN of destijds Luis BUNUEL (cineast), BROODTHAERS of DELVOYE. Maar is dat geen functie van kunst? De toeschouwer provoceren en amuseren? De tijd van de conformistische stillevens en ‘koeien in de wei’ is voorlopig wel voorbij. De veilinghuizen raken daar niet meer van af.

Als algemeen voorzitter van het Humanistisch Verbond (dat is een functie die ik uitoefen) én als advocaat (dat is mijn beroep), vind ik dat de vrije meningsuiting zo ver moet kunnen gaan. Het Humanistisch Verbond houdt zich erg veel bezig met vrijheid van meningsuiting en ik heb de literatuur daarover grondig bestudeerd. Dat is een maatschappelijke verworvenheid die, volgens mij, niet lichtzinnig te grabbel mag worden gegooid.”
02.
Uit voorgaande blijkt onomstotelijk dat het werk veeleer moet gezien worden als commentaar op de realiteit dan als poging die realiteit te beïnvloeden. Uit de aard van de vorm en de inhoud (die niet van elkaar gescheiden kunnen worden) blijkt duidelijk dat het hier geen pamflet in klassieke zin betreft dat als doel zou hebben op te roepen tot concrete actie. Dat blijkt uit verschillende elementen:
– het formaat (50cm x 70cm) dat het onmogelijk maakt om in grote oplage uit te delen aan stations of fabriekspoorten.

– de reproductietechniek, met name zeefdruk, die bijzonder arbeidsintenstief is en weinig productief.
Laat ons snel wat Pamfletten drukken
– het feit dat elk exemplaar met hand werd ingekleurd, voorzien van een stempel in linosnede en op elk exemplaar een andere, unieke illustratie prijkt.
– het gebruik van de spoorwegarbeider die, gehinderd door de ‘kapitalisten’, door zijn hand op te houden, het treinverkeer tot stilstand brengt, een rechtstreekse verwijzing naar de befaamde tekening van Albert Hahn uit 1903 naar aanleiding van de toenmalige grote treinstaking met als titel ‘Gans het raderwerk staat stil als uw machtige arm het wil.’

– het gebruikte lettertype (Times and Times Again), zeer duidelijk een archaïsch lettertype dat niet gekozen werd omwille van de leesbaarheid maar als verwijzing naar historische vlugschriften.
– de lay-out, het gebruik van grafische elementen, vermelding van het nummer, de datum, het stempel die duidelijk en rechtstreeks verwijzen naar de ‘déclarations’ en ‘proclamations’ van de Commune van Parijs uit 1871, inclusief het gezwollen taalgebruik als ‘Bericht Van de Bevolking’ en de ondertekening met de onbestaande ‘Volksbeweging – Mouvement Populaire’.’
– het gebruik van de Belgische driekleur in de rechter bovenhoek die het ‘vlugschrift’ een semi-officiële tint geeft.
– het gebruik van de foto van de treinsporen naar de toegangspoort van Auschwitz-Birkenau, het vernietigings- en concentratiekamp waar ongeveer 1,1 miljoen mensen werden omgebracht.
Hierin ziet de opmerkzame toeschouwer ook een duidelijke verwijzing naar het XX-ste treinkonvooi, een treintransport in april 1943 dat bestond uit 1.631 Joodse gevangenen uit Kamp Mechelen die werden weggevoerd naar Auschwitz. Drie jonge Belgische mannen dwongen de trein tussen Boortmeerbeek en Haacht tot stoppen waardoor een deel van de gedeporteerden kon ontsnappen. De ‘daders’, Georges Livchitz, Robert Maistriau en Jean Franklemon dwongen, gewapend met één revolver, een stormlamp en rood papier de trein te stoppen op de spoorlijn Mechelen-Leuven.
Dit alles zit in de zeefdruk vervat en maakt het expliciet tot een belangrijk en veelzeggend kunstwerk dat niet alleen betrekking heeft op de staking van 2016, maar tevens een groot deel van de geschiedenis van de strijd van de arbeidersklasse en de geschiedenis van het verzet omschrijft. De zeefdruk vat dus de strijd van de arbeidersklasse van begin 20ste eeuw tot begin 21ste eeuw samen en is veeleer een terugblik dan een blik vooruit.
Wie de staking van 31 mei 2016 op enigerlei wilde beïnvloeden, doet dat niet door aan de vooravond ervan een archaïsch pamflet te verspreiden op zijn persoonlijke Facebook-pagina met een zeer beperkt publiek. Het ontwerp en de uiteindelijke uitwerking zijn niets anders dan een commentaar op de realiteit, een interpretatie ervan en dus Kunst.
03.
Over de totstandkoming van het werk
Tegenpartij stelt dat concluant door zijn zeefdrukontwerp het verkeer in de feiten zou hebben belemmerd en daardoor bijgedragen hebben tot het vernietigen van de spoorwegen. Nochtans erkent de tegenpartij dat tijdens de genoemde staking geen feiten van sabotage of blokkering werden gemeld en aangezien concluant hier vandaag met de trein is toegekomen, kunnen we ook besluiten dat de spoorwegen niet zijn vernietigd. In die zin is de hele aanklacht eigenlijk zonder grond.
De tegenpartij betwist de stelling van concluant dat de techniek die in het zeefdrukontwerp wordt voorgesteld, gebaseerd is op het veiligheidsmechanisme en dat er geen sprake kan zijn van het in gevaar brengen van het personeel en de passagiers.
Nochtans beschrijft het zeefdrukontwerp precies een veiligheidsmechanisme van Infrabel / NMBS zelf. Concluant heeft zich hiervoor gebaseerd op informatie die vrij toegankelijk is op internet en heeft zich laten bijstaan door personeel van Infrabel/NMBS zelf.
Uit bijgevoegde correspondentie met een treinbestuurder van NMBS, blijkt dat concluant bijna letterlijk de informatie van deze treinbestuurder heeft overgenomen voor zijn initiële ontwerp, inclusief de eerste foto die door de medewerker werd bijgevoegd. De treinbestuurder – die conluant niet persoonlijk kent – stuurde naar aanleiding van het eerste Bericht Van de Bevolking’ volgend bericht:
“Ter handige info voor wat misschien komen gaat: spoorwegen kunnen gemakkelijk gesaboteerd worden door de sporen elektrisch met elkaar te verbinden, dan valt de signalisatie uit en kan men nog 30 km/u rijden. Het circuit tussen het linker spoor en rechter spoor is laagspanning, gewoon standaard elektrische kabel en wat plakband is genoeg.”
Hierop laat concluant duidelijk zijn bezorgdheid in verband met de veiligheid merken, aangezien hij antwoordt:
“weet je zeker dat dat zo werkt en veilig is?”
De anonieme treinbestuurder antwoordt daarop:
“ Ja, ik ben treinbestuurder. De reden voor dat circuit is als er een trein op dat stuk spoor staat sluit die het circuit en valt het sien op rood, dus als je zelf dat circuit sluit met kabel valt de signalisatie ook op rood. Je doet in feite het signalisatiesysteem denken dat er een trein op dat stuk spoor staat, waardoor het sein op rood staat. Dan moet de bestuurder “rit op zicht” rijden, aangezien het spoor versperd is, en dat is max 30 km/u”
Hierop maakt concluant een eerste versie van het zeefdrukontwerp en legt dat voor aan de genoemde treinbestuurder met de vraag:
“dit is dus juist?”
Daarop antwoordt de treinbestuurder:
“ja”
De treinbestuurder geeft nog enkele details voor het ontwerp waarop concluant een eerste versie publiceert. Op die eerste versie komt commentaar van een onbekende die schrijft:
“Ik kan wel zeggen dat hier niet bijster lang over nagedacht is … levensgevaarlijk! Niet enkel zijn de rijdende treinen logischerwijs een gevaar, maar electrische motieven kunnen hun stroom langs de spoorstaven terugsturen naar het hoogspanningsstation. Er is een mogelijkheid dat ge het niet meer gaat kunnen navertellen. Dat is meteen ook de reden dat wanneer je een spoor oversteekt, je best niet op de rails trapt.”
Een andere commentaar luidt:
“Nee, volk wordt geacht om niet op de sporen te komen! hahaha… die stroom staat niet constant op de sporen he. Maar zou kunnen! Soms jagen locs overtollige stroom terug naar de sporen. Hoe dichter je dan in de buurt bent van een loc die op de sporen staat, hoe meer kans om een stroomstoot te krijgen. Sta je verder af is de kans kleiner. Op een hogesnelheidslijn zou ik het sowieso niet proberen. 25000 volt is niet niks en dan is er nog zwerfstroom ook!”
Bezorgd om de veiligheid legt concluant deze commentaren voor aan de treinbestuurder. Die antwoordt hem:
“Het is voorzien in de reglementering dat treinbestuurders de spoorstaven met elkaar verbinden in bepaalde gevallen van nood, teneinde de rest van het treinverkeer op die plaats tegen te houden, daarvoor liggen zelfs speciale kortsluitkabels op de locomotieven. Ik heb nog nooit gehoord van iemand die zo geëlectrocuteert is, en al zeker niet van op de sporen te stappen. Wij stappen hele dagen op de sporen.
Op een hogesnelheidslijn zou het sowieso niet eens werken, die werken via een ander signalisatiesysteem
Zelfs als een rijdende loc verliesstroom via de spoorstaven zou sturen, wat niet een normale situatie is, dan nog zou je je zo dicht erbij op het spoor moeten bevinden dat je gewoon omver gereden zou worden. Dat valt onder “blijf weg van rijdende treinen op de sporen.
Hoedanook, het verbinden van de spoorstaven is een geijkte procedure om het treinverkeer stil te leggen. Dit wordt veelvuldig toegepast en er heeft daar nog nooit iemand een probleem mee gehad.”
Uit deze conversatie blijkt zeer duidelijk de bekommernis van concluant wat de veiligheid betreft, zowel voor het materiaal als het personeel als de reizigers. Concluant vraagt herhaaldelijk om verduidelijking en bevestiging en verwerkt die informatie in de eerste versie van zijn zeefdrukontwerp. In die eerste versie voegt hij ook de foto toe die de treinbestuurder hem zelf heeft gestuurd.

Desalniettemin stelt tegenpartij in haar conclusies dat er wel degelijk gevaar is aangezien, zo schrijven ze:
“daarom kan in een aankomende trein aan volle snelheid (bv. 160 km/u) automatisch een noodremming geactiveerd worden. Bij een noodremming remt de trein bruusker dan bij een normale remming en hierdoor kunnen reizigers in deze trein gewond raken.”
Concluant is het met deze stelling niet eens en baseert zich hiervoor op technische informatie die hij van verschillende treinbestuurders heeft verkregen. Samengevat toont deze informatie aan:
“Dat een noodremming bruusker is dan een normale remming is lang niet altijd het geval, het hangt af van het type trein. Enkel treinen met extra magnetische remsystemen, speciaal bedoeld voor noodremmingen, hebben een sterker remprofiel bij noodremming. Bij treinen zonder dit systeem is een noodremming niet bruusker dan een dienstremming waarbij de LAR (leiding automatische rem) tot 3 bar gebracht wordt. Infrabel zou moeten specificeren welk type trein eventueel betrokken was bij het incident. Maar aangezien er geen incident heeft plaatsgevonden, is dit niet mogelijk.
Zelfs ervan uit gaande dat het hier over een trein met extra magnetische remsystemen zou gaan, dan nog is de remming veel minder bruusk dan bijvoorbeeld een lijnbus die remt. Het is namelijk simpelweg onmogelijk een trein heel hard te doen remmen wegens de zwakke adhesie tussen de wielen en de spoorstaven. Als een trein te hard remt, of zelfs de spoorstaven maar enigszins glad zijn, dan begint die gewoon te slippen.
Kan Infrabel de vergelijking geven tussen de acceleratie van een trein die een noodremming uitvoert en de acceleratie van een lijnbus die remt?
Indien Infrabel er niet in slaagt aan te tonen dat de acceleratie groter is, kan Infrabel dan juridische precedenten geven waarbij personeelsleden gestraft werden op basis van het gevaar dat ze gecreëerd hebben omdat ze een lijnbus hebben doen remmen in het verkeer?
Zelfs als treinbestuurder die passagier zit in een trein is het meestal niet eens mogelijk om een dienstremming te onderscheiden van een noodremming. Het is pas helemaal op het laatste dat je doorhebt dat het een noodremming was omdat de trein volledig tot stilstand komt ipv dat de remmen opnieuw (gedeeltelijk) gelost worden bij lage snelheid.“
Een treinbestuurder voegt eraan toe:
“Als treinbestuurder heb ik zelf ook al verscheidene keren een niet-voorgeschreven noodremming uitgevoerd, onder andere door het per ongeluk “lossen van de pedaal” (de automatische waakinrichting) of door vergeten te “punten” (de memorisatie-inrichting).
Aangezien het in gevaar brengen van reizigers een fout is tegen de veiligheid, waarom werd ik in die gevallen dan niet bestraft met een fout tegen de veiligheid?”
Uit het simpele feit dat noodremmingen enerzijds standaard praktijk zijn, door het personeel zelf regelmatig worden uitgevoerd, geen grotere acceleratie hebben dan die gangbaar in het normale verkeer, kan afgeleid worden dat hierbij noch het personeel noch de reizigers in gevaar gebracht worden.
tegenpartij stelt verder dat:
“Door het plaatsen van de kabel wordt de goede werking van de systemen van de seininrichting verstoord. Hierdoor valt de volwaardige technische ondersteuning weg voor het laten rijden van het treinverkeer. Hetgeen overblijft is een procedurele ondersteuning voor het laten rijden van het treinverkeer waarbij mensen moeten oordelen in plaats van systemen, en dit zowel voor het personeel in de seinpost (dat zonder technische ondersteuning moet oordelen of een trein mag rijden) als voor het personeel in de trein (dat op zich moet rijden omdat de technische ondersteuning is weggevallen). Menselijke fouten zouden aldus kunnen leiden tot gevaarlijke toestanden.”
Nochtans begint elke trein rit als ‘rit op zicht’ tot aan het vertreksein en is dit standaardpraktijk. Als ‘rit op zicht’ zulk een gevaarlijke situatie is als Infrabel beweert, waarom wordt het dan voorgeschreven in talloze gevallen?
We nemen een voorbeeld dat equivalent is met de situatie met de kortsluitkabel: een gestoord niet-beheerd sein. In dit geval wordt ‘rit op zicht’ voorgeschreven om de vlotheid van het treinverkeer te garanderen. Geeft Infrabel hier toe dat ze bewust de reizigers en personeel in gevaar brengt met enkel oog op de vlotheid van het treinverkeer? Of erkent Infrabel dat ‘rit op zicht’ geen veiligheidsrisico inhoudt aangezien het regelmatig gedaan wordt?
Kan Infrabel ook daadwerkelijk aantonen dat ‘rit op zicht’ rijden op de hoofdlijn gevaarlijker is dan niet ‘rit op zicht’ rijden?
Zo stelt een treinbestuurder:
“In mijn ervaring als treinbestuurder is rit op zicht net de veiligste manier om te rijden, het omschrijven als ‘gevaarlijke toestanden’ is compleet bij de haren getrokken. Ik heb weet van meer incidenten veroorzaakt door de automatische seinsystemen (bvb een inritsein van een bezette sectie dat open staat, of seinstoringen die een conflicterende opeenvolging van seinen geven) dan veroorzaakt door het rijden onder rit op zicht op de hoofdlijn. Ik zou als treinbestuurder enorm geïnteresseerd zijn in het gevaar dat Infrabel ziet in het rijden onder ‘rit op zicht’ over één enkele vrije sectie op de hoofdlijn.”
Tot slot argumenteert tegenpartij:
“Wanneer saboteurs experimenteren met variaties op de voorgestelde sabotage dan kunnen andere onveilige toestanden ontstaan.”
Concluant meent dat dit een erg vreemde stelling is, aangezien de procedure die hij voorstelt, precies dezelfde is als die Infrabel/NMBS voorstelt. Dat met een dergelijke procedure – of ze nu wordt voorgeschreven door Infrabel zelf of voorgesteld door concluant – kan worden geëxperimenteerd, is vanzelfsprekend. Maar indien de auteur ervan zou moeten vervolgd worden omdat de mogelijkheid bestaat dat iemand anders ermee experimenteert en het risico bestaat dat anderen die procedure niet correct uitvoeren, waarom wordt dan het personeel dat de HLT (reglementering voor treinbestuurders) schrijft niet gestraft telkens een bestuurder een procedure niet correct uitvoert?
Uit voorgaande kan afgeleid worden dat:
a) de procedure geen gevaar vormt voor het personeel of de reizigers aangezien ze regelmatig door personeel en treinbestuurders van Infrabel/NMBS zelf wordt toegepast zonder enig nadelig gevolg voor personeel of reizigers.
b) de voorgelegde procedure deel uitmaakt van het veiligheidsbeleid van Infrabel/NMBS zelf en dus geen gevaar inhoudt voor het materiaal of installaties van Infrabel/NMBS.
c) concluant zich terdege heeft geïnformeerd over eventuele risico’s, daarvoor uitgebreid gecommuniceerd heeft met treinbestuurders die de technieken zelf regelmatig toepassen en er alles aan gedaan heeft om ervoor te zorgen dat de informatie in de zeefdruk correct is, in overeenstemming met de veiligheidsaanwijzingen van Infrabel/NMBS zelf en gebaseerd op de veiligheidsprocedures van de tegenpartij.
Het gebruik van dergelijke technieken brengt dus duidelijk noch de gebruikers van het spoorwegennet noch het personeel in gevaar.
04.
Tegenpartij verklaart dat het feit dat het mechanisme op verschillende websites wordt uitgelegd en zelfs in instructievideo’s van treinmaatschappijen op onder meer youtube is terug te vinden, geen verband heeft met de tenlastelegging aangezien:
“de draagwijdte van een post op Facebook en van een artikel op wikipedia zeer verschillend zou zijn: de publicatie op Facebook zou voorbestemd zijn om te worden gedeeld en gelezen door het grootst aantal lezers zonder dat het noodzakelijk is om enige opzoeking te doen, in tegenstelling tot Wikipedia.”
Tegenpartij maakt hier een analyse van nieuwe media en websites die geen enkele wetenschappelijke of feitelijke basis heeft. Het initiële zeefdrukontwerp werd gepubliceerd op een persoonlijke Facebookpagina die bedoeld is voor directe vrienden en kennissen van concluant. Dat is niet ‘het grootst aantal lezers’ mogelijk. Overigens wordt hier een vreemd intentieproces gevoerd alsof Wikipedia niet gericht zou zijn op ‘het grootst mogelijke aantal lezers’. Natuurlijk heeft Wikipedia die intentie. Uit een analyse blijkt overigens dat de pagina van Wikipedia tussen 2015 en 2018 werd bezocht door meer dan 7500 personen. De video ‘Module 7 1 Stopping a train‘ waarnaar tegenpartij ook verwijst en waarin dezelfde techniek aanschouwelijk wordt gemaakt en die gepubliceerd werd op youtube door ‘Hello railway Safety’, trok 10.705 kijkers.
Het lijkt concluant altijd de bedoeling ‘het grootst aantal lezers’ te bereiken als iets via internet wordt gepubliceerd. Niemand heeft als doel ‘het kleinst aantal lezers te bereiken’. Dat ware absurd. Of de informatie dus op Facebook, op youtube, op Wikipedia of andere websites wordt geplaatst, de intentie is dezelfde: een publiek bereiken. Het onderscheid dat tegenpartij maakt, is arbitrair en zonder grond.
05.
Dat concluant op Facebook te kennen geeft dat hij overweegt op een later moment andere technieken te publiceren en schrijft “er zijn andere manieren om treinen tegen te houden zonder schade te veroorzaken of mensen in gevaar te brengen,” illustreert vooreerst zijn bekommernis omtrent de veiligheid van zowel personen als materiaal en zegt niets over het artistieke gehalte van eventuele latere posts, noch het kader waarbinnen dat zou gebeuren. Het impliceert geenszins dat de inhoud zou primeren over de artistieke vorm aangezien er geen enkel onderscheid tussen beide kan gemaakt worden; de inhoud kan niet los gezien worden van de vorm en zijn activiteiten kunnen niet los gezien worden van zijn algemene manier van werken.
Ter illustratie: concluant kwam eerder in het nieuws en kreeg een klacht van minister van Dierenwelzijn Ben Weyts omwille van een videofilmpje waarin hij ogenschijnlijk kittens in een rivier gooit. In de video legt concluant uit dat katten als predatoren een gevaar voor de vogelbestand en voor tal van kleine knaagdieren en zoogdieren. Concluant heeft natuurlijk nooit kittens in een rivier gegooid maar gebruikte daarvoor biologische afbreekbare sokken gevuld met rijnzand. De video werd breed verspreid door massamedia.

In een andere actie verzorgde concluant de promotie voor een wandeling in Borgerhout. Hij gebruikte hiervoor het logo van het nazi-tijdschrift Signaal om een verband te suggereren tussen het gevoerde beleid en nazisme.
Om in Antwerpen een betogingsverbod te omzeilen, organiseerde hij verder ‘Burger Opstaand’ waarbij manifestanten zonder vlaggen of spandoeken twee meter afstand houden zodat geen sprake kan zijn van een betoging, manifestatie of samenscholing.
Verder publiceerde hij talloze teksten en artikels of Facebookstatussen die op gelijkaardige manier de macht en politiek bevragen en waarbij hij regelmatig op het slappe koord tussen legaal en legitiem balanceerde. Het is wat concluant doet en het is de reden waarom hij het type ‘De Minister van Agitatie’ heeft bedacht.
06.
Tegenpartij erkent expliciet dat aan het zeefdrukontwerp geen gevolg is gegeven tijdens of na de staking van 2016. In dien hoofde is er geen sprake van kwaadwillig belemmeren van het verkeer noch van het beschadigen van gebouwen of andere kunstwerken aangezien er geen verkeer werd belemmerd, goedwillig noch kwaadwillig en er geen gebouwen of andere kunstwerken werden beschadigd of onbruikbaar gemaakt. Ten gronde is de aanklacht dus zonder grond. Concluant kan derhalve niet beschouwd worden als dader van feiten die niet hebben plaatsgevonden.
07.
Gezien er geen feiten hebben plaatsgevonden, de informatie bevat in de zeefdruk of het zeefdrukontwerp ruim beschikbaar is en niet door concluant werd verzonnen of verzameld, er geen schade aan gebouwen of materiaal werd aangericht, geen personeel of reizigers werden gewond of in gevaar gebracht en de veiligheid in algemene zin niet in het gedrang werd gebracht, heeft tegenpartij geen schade geleden.
De stelling dat de feiten erger zijn omdat ze via internet zouden zijn gepleegd, is betwistbaar aangezien het eventueel verspreiden van enkele duizenden gedrukte pamfletten met dezelfde informatie een veel ruimer publiek zou bereikt hebben.
Dat, zoals tegenpartij stelt, “talrijke gebruikers meer dan waarschijnlijk een spoor bijhouden,” heeft geen grond in de realiteit aangezien concluant aan tegenpartij heeft aangeboden het oorspronkelijk ontwerp van sociale media te verwijderen zodat eventuele bijgehouden sporen doodlopen.
One thought on “Ten gronde is de aanklacht zonder grond”