Zo kopt de Gazet van Antwerpen vandaag: ‘Kunstenaar Peter terryn’ en dat is een primeur, na de reeks ‘zelfverklaard anarchist‘ of ‘zelfbenoemd Minister van Agitatie‘ of vroeger ‘Brein van het ALF’.
De raadkamer in Mechelen heeft kunstenaar Peter terryn, beter bekend als de Minister van Agitatie, dinsdag 15 mei doorverwezen naar de correctionele rechtbank. Terryn wordt beschuldigd van het aanzetten tot saboteren van treinsporen, via een zeefdrukontwerp dat hij in 2016 maakte.
Op de zeefdruk die terryn maakte, legt hij uit hoe een treindetectietechniek kan worden uitgevoerd op een spoor. Daarmee kan het treinverkeer worden stilgelegd of de snelheid van treinen aanzienlijk worden beperkt. Hij verspreidde die zeefdruk aan de vooravond van een nationale staking op 31 mei 2016 via Facebook.

Volgens spoorwegbeheerder Infrabel is het pamflet een inbreuk op de spoorveiligheid, waarop het bedrijf een klacht indiende.
Infrabel laat terryn vervolgen op beschuldiging van ‘door giften, beloften, bedreigingen, misbruik van gezag of van macht, misdadige kuiperijen of arglistigheden, een misdaad of wanbedrijf rechtstreeks te hebben uitgelokt‘.
Dat is in België een strafbaar feit, dat geregeld is in Artikel 66§4, een paragraaf uit artikel 66 van het Belgisch strafwetboek. De paragraaf dateert van 1891 en werd in het parlement gebracht als reactie op de grote stakingsgolf in de Borinage van 1886. Rapporteur van de commissie justitie was de conservatieve katholiek Charles Woeste. U misschien bekend als fervent tegenstander van Priester Daens.
De Minister van Agitatie wordt verder nog vervolgd op basis van art. 406, te weten: ‘Met (opsluiting van vijf jaar tot tien jaar) wordt gestraft hij die kwaadwillig het verkeer op de spoorweg, de weg, de binnenwateren of op zee belemmert door enige handeling die een aanslag uitmaakt op de kunstwerken of het materieel, of door enige andere handeling die het verkeer met of het gebruik van vervoermiddelen gevaarlijk kan maken of die ongevallen kan veroorzaken bij het gebruik van of het verkeer met die vervoermiddelen.’
Daarover zegt de Wetgever echter duidelijk: ‘Uit de nalezing van de parlementaire voorbereidende werken blijkt dat de wetgever anno 1963 niet de bedoeling had de stakerspiketten strafbaar te stellen volgens artikel 406 van het Strafwetboek, zelfs indien deze zich op de openbare weg zouden bevinden en aldus het verkeer belemmeren. Tevens blijkt ook dat de «sit-ins» van pacifistische betogingen uitgesloten bleven van vervolging op basis van hetzelfde strafwetartikel. Rijst nu de vraag of vandaag milieu-acties niet kunnen beschouwd worden als een hedendaagse variant van de stakingspiketten van de woelige jaren 60 of van de pacifistische sit-ins destijds. Hierbij kan verwezen worden naar de tekst van de parlementaire voorbereidende werken (Kamer, 1962-1963, Gedr. St., nr. 424/3), waarin onder meer gesteld wordt: «Het lijkt niet aangewezen passieve betogingen te beteugelen zoals degene, waarbij de pacifistische betogers op de openbare weg gaan neerzitten (…) De bedoeling van de regering om alleen het kwaadwillig belemmeren van het verkeer te beteugelen is duidelijk.» Het blokkeren van het verkeer tijdens sociale conflicten is dus duidelijk uitgesloten van vervolging volgens dit wetsartikel.
Tot slot wordt ook art. 521 ingeroepen, dat bepaalt dat ‘hij die, door welk middel ook, gebouwen, bruggen, dijken, straatwegen, spoorwegen, sluizen, magazijnen, werkplaatsen, loodsen, schepen, vaartuigen, vliegtuigen of andere kunstwerken die aan een ander toebehoren, geheel of ten dele vernielt, wordt gestraft met (opsluiting van vijf jaar tot tien jaar).
De Minister van Agitatie wenst duidelijk te maken dat hij op geen enkel moment misdadige kuiperijen of arglistigheden heeft aangewend en evenmin kunstwerken die aan een ander toebehoren, geheel of ten dele heeft vernield. Hij heeft evenmin kwaadwillig het verkeer belemmert. Het opzet was namelijk goedwillig.
De Minister heeft een zeefdruk gemaakt over de staking. Hij heeft daarin zijn mening uitgedrukt volgens de vrijheid die art. 19 van de Belgische Grondwet hem garandeert. Hij heeft die mening gezeefdrukt, volgens de geplogenheden van art. 25 van de Grondwet, waarin duidelijk staat: ‘De drukpers is vrij; de censuur kan nooit worden ingevoerd; geen borgstelling kan worden geëist van de schrijvers, uitgevers of drukkers.’
De raadkamer meent evenwel dat er toch mogelijk een misdrijf werd gepleegd en verwees de zaak door naar de correctionele rechtbank. Die zal zich wellicht nog eind dit jaar over het dossier moeten buigen.
Terryn riskeert een maximumstraf van twee maal van vijf jaar, als hij schuldig wordt bevonden.